Jan

Brons (1993)

Jan van de Hoek was één van de eersten in Nederland die een oude motorklipper weer zeilend maakte. Met zijn ‘Vertrouwen’ voer hij rond. Vaak met passagiers. Omdat dat nog nauwelijks voorkwam, waren er nog geen regels. Het was dan ook rommelig en primitief, maar gezellig bij hem aan boord. Op zijn oude piano speelde hij zeemansliederen.

Maar Jan kreeg Bechterev. Zijn rug groeide krom en zijn botten deden hem pijn. Het zeilen viel hem zwaar. De bodem van de fles genever kwam steeds sneller in zicht. De toetsen van zijn piano kleefden aan elkaar vast door de glazen berenburg die bij het overstag gaan omvielen. Maar zijn gevoel voor romantiek en zijn liefde voor vrouwen, muziek en poëzie, bleven overeind.

In die tijd lag Jan met zijn schip in het Nieuwendammer kanaal. Ik werkte aan de overkant van het IJ.  Ik kwam vaak bij hem. Wij deelden de liefde voor gedichten. Ik las gedichten voor hem en hij zocht weer andere voor mij uit. Soms schreven we zelf. Maar bij het vorderen van de avond en de inmiddels tweede aangebroken geneverfles kwam onvermijdelijk het moment dat ik wilde opstappen. Dat vond hij niet leuk.  Op een avond gooide hij de trossen los.

“Maar Jan, wat doe je nou?”
“We gaan varen”
“Maar Jan, ik moet morgen aan het werk”
“Let maar op. Ik zorg ervoor dat jij morgen op tijd bent.”
En zo voer hij weg. Midden op het IJ ging hij voor anker.
En ja, s’ochtends zette hij me netjes af aan de overkant.
Op tijd!